Een bankje voor Eduard
Binnenkort vertrekt Eduard van Emmerik uit het bestuur van de Vrienden van Twickel. Jarenlang besteedde hij veel tijd aan het wel en wee van het landgoed. In de periode dat ik ook deel uitmaakte van het bestuur, streed hij ondermeer tegen lekkage van een gigantische afvalbelt en de komst van twee reusachtige windmolens. Die molens zijn er, vijf jaar later, nog steeds niet. Dat is in grote mate te danken aan Eduards inzet. Onvermoeibaar volgt hij het ambtelijke proces; dient namens de vereniging op het juiste moment de juiste stukken in; zoekt de publiciteit. Dat vereist een lange adem.
Ik ben ook geen voorstander van tweehonderd meter hoge windmolens die het aanzicht van het Twentse landschap en van Twickel drastisch schaden. Zonneparken zijn overigens ook geen symbolen van schoonheid. Ik vind het een gotspe dat het ene na het andere weiland verandert in een zee van donkere vlakken. En als het dan toch gebeurt, waarom dan niet in de eisen opnemen dat er hagen met snelgroeiende hoge struiken omheen geplant moeten worden? Dan zie je die onnatuurlijke en lelijke elementen niet én kunnen allerlei dieren in het groen nestelen.
Toen ik bestuurslid was, initieerden wij het bankjesproject. Samen met Twickel zochten we ruim twintig plekken in het Overpark uit om een stevig bankje, ontworpen door Roderik zu Castell, te plaatsen. Vooral in deze coronatijd zie ik veel mensen op zo’n bankje zitten. Ze staan altijd zo dat je een mooie blik op het landgoed hebt.
Die bankjes zijn een voorbeeld van een concreet en praktisch idee dat het bestuur in korte tijd realiseerde. Dergelijke snelle succesjes zijn ook belangrijk voor de vereniging. Voor de langere termijn is de tergend langzame loopgravenoorlog tegen hoge windmolens noodzakelijk. En die voert Eduard met volharding, geduld en beschikkend over een lange adem. Die eigenschappen zijn zeer waardevol voor een bestuurder van de Vrienden van Twickel.
Ik wens Eduard ontspanning op een bankje met een prachtig uitzicht op Twickel.
Hiska Bakker