Door Hiska Bakker – Ooit bereisde ik de jungle van Sumatra op de rug van een olifant. Voor iemand als ik, met ietwat hoogtevrees, was het balanceren op het meer dan manshoge dier al een spectaculaire ervaring. Nog meer indruk maakte de chaos die de olifant veroorzaakte toen zij zich een weg baande. Voor ons doemde een groene wand van planten en bomen op. De olifant vertraagde geen moment. Met haar enorme poten verpletterde zij struikgewas, met een klein duwtje boog zij bomen opzij. En soms pakte zij met haar slurf een onwillige stam en knakte die soepeltjes om. Keek ik achterom, dan zag ik een ravage.

Ik moest denken aan die olifant toen ik het bos van Twickel bekeek na de westerstorm van 18 januari 2018. Het was alsof een kudde olifanten van reuzenformaat had huisgehouden. Zo’n 250 eiken waren geknakt als satéprikkers. Vaak heel markante exemplaren die al twee of drie eeuwen hadden geleefd. Complete dennenbomen lagen om, losgescheurd en met grote plakken grond aan hun wortels. In drie uur tijd is kapotgegaan wat normaliter in één jaar ter ziele gaat: ruim 1500 m3 aan eikenhout, 1000 m3 aan dennenhout.

Die ravage maakt duidelijk hoe sterk natuurgeweld kan zijn. Een tsunami van wind die daken van huizen trok, vrachtwagens deed kantelen en zeecontainers omverwierp. Helaas ook met doden en gewonden. Die bewuste stormdag had ik een afspraak met een studente. Een stoer Zeeuws meisje op de fiets. Ze vertrouwde mij toe dat ze de tocht een beetje eng had gevonden: “De bomen in Zeeland zijn gewend aan harde wind. Die vallen niet zomaar om. Ik vertrouw de Twentse bomen niet.”

Terwijl ik door het bos liep, zag ik vogels van boom tot boom vliegen. Waar waren zij in de westerstorm? Ik vroeg het Marc ter Horst, boswachter en hovenier van Twickel. Hij weet veel van flora en fauna en schrijft daar mooie verhalen over in het Twickelblad. Hij vertelde mij dat vogels zoveel mogelijk de luwte opzoeken, schuilend onder struiken of achter windvangers. In tegenstelling tot mensen zijn vogels echter veel beter voorbereid op een storm. Zij voelen aan het luchtdrukverschil allang dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren. Daarom gaan ze eerst volop eten, zodat hun maagjes vol zijn en vervolgens verstoppen zij zich zo goed mogelijk en wachten tot het onheil over is. In die zin zijn vogels veel beter toegerust op de grillen van de natuur dan wij.

Hiska Bakker